De Wet van 22 april 2019 over de Kwaliteitsvolle Praktijkvoering heeft de bedoeling het begrip kwaliteitsvolle zorg, zoals gewaarborgd in de Wet Patiëntenrechten, verder uit te diepen. Tegelijkertijd worden de bestaande regels rond kwaliteitsvolle zorg voor de individuele zorgverlener samengebracht. Deze wet is van toepassing op alle beoefenaars van de gezondheidszorg.

Door het Koninklijk Besluit van 12 december 2021 werden sinds 1 januari 2022 een aantal artikels van de Kwaliteitswet van 22 april 2019 van toepassing.

Met verwijzing naar de artikels uit de nieuwe wet geven we toelichting bij de concrete punten waarmee de tandheelkundige vanaf nu bijkomend moet rekening houden.

  • Art 4: Diagnostische en therapeutische vrijheid
  • Art 8: Bekwaamheid, Visum, Portfolio
  • Art 9: Doorverwijzing
  • Art 12: Karakterisatie
  • Art 15: Anesthesie
  • Art 17 en 19: Continuïteit
  • Art 27 en 28: Voorschrift en verwijsvoorschrift
  • Art 31: Praktijkinformatie, Reclame
  • Art 33.34.35: Patiëntendossier
  • Art 66: Handhaving

 Art. 4. De gezondheidszorgbeoefenaar kiest, binnen de perken van de hem door of krachtens de wet toegewezen bevoegdheden, vrij de middelen die hij aanwendt bij het verstrekken van gezondheidszorg. Er mogen hem daarbij geen reglementaire beperkingen worden opgelegd.
De gezondheidszorgbeoefenaar laat zich bij zijn in het eerste lid bedoelde keuze leiden door relevante wetenschappelijke gegevens en zijn expertise en houdt hierbij rekening met de voorkeuren van de patiënt.

De gezondheidszorgbeoefenaar zal telkens zijn keuze moeten kunnen verantwoorden onder meer verwijzend naar de aanbevelingen die hij hanteerde. Het behoort ook tot zijn verantwoordelijkheid om op de hoogte te zijn van de laatste evoluties van de wetenschap. De gezondheidszorgbeoefenaar dient steeds het zorgvuldigheidsprincipe na te leven en hij dient zich bijgevolg te onthouden van elke verstrekking indien hij het belang van de patiënt niet kan dienen.

Art. 8. De gezondheidszorgbeoefenaar verstrekt enkel gezondheidszorg waarvoor hij over de nodige aantoonbare bekwaamheid en ervaring beschikt.
De gezondheidszorgbeoefenaar houdt in een portfolio de nodige gegevens bij, bij voorkeur in elektronische vorm, waaruit blijkt dat hij beschikt over de nodige bekwaamheid en ervaring.

Tot nu toe wordt het bewijs van bekwaamheid afgeleverd onder de vorm van het Visum, op basis van het diploma. Vanaf nu wordt de “licence to practice“ een dynamisch gegeven tijdens de beroepsloopbaan. Het Visum wordt gekoppeld aan het “Portfolio” dat door de tandarts moet bijgehouden worden. Het portfolio bevat het basisdiploma, het visum, bijkomende diploma’s, certificaten, bijscholingen , proeven van bijkomende expertise, aansluiting bij een wachtdienst.

 Art. 10. De gezondheidszorgbeoefenaar mag enkel gezondheidszorg verstrekken indien hij beschikt over een visum dat zijn bekwaamheid tot uitoefening van zijn gezondheidszorgberoep reflecteert.

Door de kwaliteitswet wordt het Visum werkelijk een “licence to practise”, een licentie om het gezondheidszorgberoep uit te oefenen “in de praktijk”. Het visum reflecteert daarbij de bekwaamheid van de gezondheidszorgbeoefenaar om de facto zijn beroep uit te oefenen. De gezondheidszorgbeoefenaar krijgt met andere woorden via het visum het label “bekwaam” toegekend en hij kan overgaan tot de uitoefening van zijn gezondheidszorgberoep.

 Art. 9. De gezondheidszorgbeoefenaar verwijst de patiënt naar een andere ter zake bevoegde gezondheidszorgbeoefenaar wanneer de gezondheidsproblematiek of de vereiste gezondheidszorg de grenzen van zijn eigen bekwaamheid overschrijdt.
De gezondheidszorgbeoefenaar vermeldt de in het eerste lid bedoelde doorverwijziging in het patiëntendossier.

 Art. 12. Vooraleer de gezondheidszorgbeoefenaar gezondheidszorg verstrekt voert hij, indien pertinent, een karakterisatie van de patiënt en de betreffende verstrekking uit. De gezondheidszorgbeoefenaar analyseert de gezondheids-toestand van de patiënt en neemt de pertinente gegevens op in het patiëntendossier.

Vooraleer een tandheelkundige een verstrekking stelt moet hij indien hij dat pertinent acht de risico’s verbonden met de patiënt en de verstrekking aftoetsen. Hij gaat met andere woorden over tot een karakterisatie van de patiënt en de verstrekking: De tandheelkundige maakt een analyse van de risico’s van een mogelijke behandeling in combinatie met de specifieke gezondheidstoestand van de patiënt en neemt de pertinente gegevens van deze analyse op in het patiëntendossier.

Een zorgvuldig bijgehouden patiënten dossier bevat steeds de anamnese, informatie over antecedenten en familiale belasting. Veel bijkomende administratie is dus niet nodig.

 Art. 14. De gezondheidszorgbeoefenaar verzekert zich ervan dat de nodige omkadering aanwezig is die hem toelaat om gezondheidszorg op een kwalitatief hoogstaand niveau te verrichten.
De Koning kan voor wat het medisch handelen zelf betreft, nadere voorwaarden inzake omkadering vastleggen. Dit artikel geeft de mogelijkheid om praktijknormen op te leggen.

Het blijft momenteel zo dat de tandheelkundige over apparatuur moet beschikken waarmee kwalitatieve zorgverlening kan gebeuren. De tandheelkundige zal zich als een voorzichtig en redelijk persoon gedragen en de nodige inspanningen leveren om zorgvuldig af te wegen welke omkadering nodig is.

Art. 15. De gezondheidszorgbeoefenaar die gezondheidszorg met toepassing van anxiolyse, lokale anesthesie, loco-regionale anesthesie en/of algemene anesthesie verstrekt, beschikt over een procedure die hij naleeft indien er een probleem naar aanleiding van bedoelde anxiolyse of anesthesie optreedt. Bedoelde procedure wordt op regelmatige tijdstippen geëvalueerd en desgevallend aangepast.

Het eerste lid is eveneens van toepassing indien de pijngeleiding wordt onderbroken of gemoduleerd door het aanbrengen van geneesmiddelen op het neuraxiaal verloop of op het perifeer verloop van de nervus mandibularis en de nervus maxillaris.

De verstrekkingen van de tandheelkundige zijn uitgesloten van de definitie van loco-regionale anesthesie. De daaraan verbonden vereisten zouden de tandartspraktijk onwerkbaar maken (o.a. aanwezigheid van een anesthesist). Evenwel zijn ook bij lokale anesthesie kwaliteitsprocedures noodzakelijk. De bepaling van het tweede lid heeft tot gevolg dat ook de tandheelkundige moet beschikken over een procedure voor het geval zich problemen voordoen.

Het NIVVT zal speciale aandacht geven aan de actualisatie van die specifieke kennis.

De tandheelkundige moet bij het voorschrijven van geneesmiddelen voor de angstreductie, vooral benzodiazepines, rekening houden met mogelijk gevaar voor verslaving.

De anxiolyse met behulp van lachgassedatie zal in latere wetgeving geregeld worden.

Art. 17. De gezondheidszorgbeoefenaar mag een aan de gang zijnde behandeling van een patiënt niet onderbreken zonder vooraf alle voorzieningen te hebben getroffen om de continuïteit van de zorg te garanderen.
De gezondheidszorgbeoefenaar stelt met het oog op deze continuïteit de patiënt in kennis van de gezondheidszorgbeoefenaar die behoort tot hetzelfde gezondheidszorgberoep en die beschikt over dezelfde bekwaamheid waar de patiënt voor opvolging terecht kan indien hijzelf niet beschikbaar is voor zijn praktijkvoering.

 Art. 19. De gezondheidszorgbeoefenaar deelt, mits toestemming van de patiënt als bedoeld in artikel 36, aan een ander behandelend gezondheidszorgbeoefenaar door de patiënt aangewezen om hetzij de diagnose, hetzij de behandeling voort te zetten of te vervolledigen, alle daaromtrent nuttige of noodzakelijke informatie mee.

Een belangrijke verduidelijking ingeval een tandartsheelkundige zijn therapeutische relatie met een patiënt stop zet of indien hij niet beschikbaar is ingeval van bijvoorbeeld ziekte of vakantie.

Men spreekt van continuïteit van zorgverlening wanneer er reeds een therapeutische relatie met de patiënt bestaat zodat de tandheelkundige verplicht is de continuïteit te verzekeren.

Concreet houdt dit in dat de tandheelkundige zijn patiënt vooraf in kennis stelt van een tandheelkundige die beschikt over dezelfde bekwaamheid waar de patiënt voor opvolging terecht kan indien hij zelf niet beschikbaar is voor zijn praktijkvoering. Deze gezondheidszorgbeoefenaar moet niet noodzakelijk over dezelfde beroepstitel beschikken maar wel over dezelfde bekwaamheid.

De gezondheidszorgbeoefenaar heeft de keuze op welke manier hij de patiënt in kennis stelt.

 Art. 27. De gezondheidszorgbeoefenaar stelt voor geneesmiddelen of gezondheidsproducten een voorschrift op dat aan volgende voorwaarden voldoet:
1° het vermeldt de naam en de voornaam van de patiënt;
2° het is elektronisch of eventueel op papier;
3° het vermeldt het geneesmiddel of gezondheidsproduct en zo precies als nodig de gebruiksaanwijzing ervan;
4° het wordt door de gezondheidszorgbeoefenaar gedagtekend op papier of op elektronische wijze aan de hand van een procedure die vastgesteld werd door het Beheerscomité van het eHealth-platform na advies van de Kamer sociale zekerheid en gezondheid van het Informatieveiligheidscomité;
5° het wordt ofwel ondertekend door de gezondheidszorgbeoefenaar, ofwel wordt de identiteit van de gezondheidszorgbeoefenaar geauthentiseerd aan de hand van een procedure die vastgesteld werd door het Beheerscomité van het eHealth-platform na advies van de Kamer sociale zekerheid en gezondheid van het Informatieveiligheidscomité.
Het ondertekenen van een voorschrift mag niet gedelegeerd worden.
De Koning kan de toepassing van de in het eerste lid, 4° en 5°, vermelde procedures uitbreiden tot andere categorieën van voorschriften dan voorschriften voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten.

In dit artikel worden de voorwaarden gebundeld voor het voorschrift met betrekking geneesmiddelen en gezondheidsproducten. Medische hulpmiddelen zijn gezondheidsproducten. Er wordt beklemtoond dat ondertekenen niet mag gedelegeerd worden.

 Art. 28. Wanneer een gezondheidszorgbeoefenaar die ofwel met het oog op het stellen of bevestigen van een diagnose ofwel met het oog op het opstarten van een therapie, een beroep wenst te doen op een andere gezondheidszorgbeoefenaar en een voorschrift opstelt, hierna verwijsvoorschrift genoemd, voldoet het verwijsvoorschrift aan volgende voorwaarden:
1° het vermeldt de naam en de voornaam van de patiënt;
2° het is elektronisch of eventueel op papier;
3° het wordt door de gezondheidszorgbeoefenaar gedagtekend op papier of op elektronische wijze aan de hand van een procedure die vastgesteld werd door het Beheerscomité van het eHealth-platform na advies van de Kamer sociale zekerheid en gezondheid het Informatieveiligheidscomité;
4° het wordt ofwel ondertekend door de gezondheidszorgbeoefenaar, ofwel wordt de identiteit van de gezondheidszorgbeoefenaar geauthentiseerd aan de hand van een procedure die vastgesteld werd door het Beheerscomité van het eHealth-platform na advies van het Informatieveiligheidscomité in het bijzonder de Kamer Sociale Zekerheid en Gezondheid. Het ondertekenen van een verwijsvoorschrift mag niet gedelegeerd worden.
5° het vermeldt de diagnose of de diagnostische gegevens van de gezondheidszorgbeoefenaar;
6° het kan een verzoek voor bepaalde diagnostische of therapeutische verstrekkingen vermelden. Voor wat betreft de therapeutische verstrekkingen kan een maximum aantal behandelingsbeurten worden vermeld. De gezondheidszorgbeoefenaar die het voorschrift ontvangt kan desgevallend van dit verzoek afwijken binnen de perken van de hem door of krachtens de wet toegewezen bevoegdheden. De Koning kan de gezondheidszorgbeoefenaars aanwijzen die een toestemming nodig hebben van de voorschrijvende gezondheidszorgbeoefenaar voor bedoelde afwijking;
7° het vermeldt de eventuele contra-indicaties voor bepaalde behandelingswijzen;
8° het kan een verzoek tot verslaggeving van de diagnosestelling, behandeling of verkregen resultaten bevatten.

Met een “verwijsvoorschrift” verwijst de gezondheidszorgbeoefenaar de patiënt met dit voorschrift naar een andere gezondheidszorgbeoefenaar. Voorbeelden zijn het voorschrift voor medische beeldvorming en het voorschrift voor kinesitherapie en logopedie.

Art. 31. § 1. De gezondheidszorgbeoefenaar mag praktijkinformatie aan het publiek kenbaar maken. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder praktijkinformatie verstaan iedere vorm van mededeling die rechtstreeks en specifiek, ongeacht de daartoe aangewende plaats, drager of aangewende technieken, tot doel heeft een gezondheidszorgbeoefenaar te laten kennen of informatie te verstrekken over de aard van zijn beroepspraktijk.
§ 2. De gezondheidszorgbeoefenaar mag praktijkinformatie enkel aan het publiek kenbaar maken mits de hierna volgende voorwaarden worden nageleefd:
1° de praktijkinformatie moet waarheidsgetrouw, objectief, relevant en verifieerbaar zijn en ze moet wetenschappelijk onderbouwd zijn;
2° de praktijkinformatie mag niet aanzetten tot overbodige onderzoeken of behandelingen noch mag ze de ronseling van patiënten tot doel hebben. De praktijkinformatie vermeldt de bijzondere beroepstitel(s) waarover de gezondheidszorgbeoefenaar beschikt. Deze bepaling sluit niet uit dat de gezondheidszorgbeoefenaar ook kan informeren over bepaalde opleidingen waarvoor geen bijzondere beroepstitel bestaat.

Praktijkinformatie wordt gedefinieerd als iedere vorm van mededeling die rechtstreeks en specifiek, ongeacht de daartoe aangewende plaats, drager of aangewende technieken, tot doel heeft een gezondheidszorgbeoefenaar te laten kennen of informatie te verstrekken over de aard van zijn beroepspraktijk.

De informatie mag niet de ronseling van patiënten tot doel hebben. Elke vorm van promotie of een verkoopsbevorderend opzet blijft verboden.

De voorwaarden voor het bekend maken van praktijkinformatie zijn algemeen geformuleerd en moeten door de tandheelkundige worden nageleefd ongeacht de plaats, drager of aangewende technieken, reality-tv-uitzendingen inbegrepen. Dit betekent bijvoorbeeld ook dat bij gebruikmaking op sociale media de tandheelkundige de vastgestelde principes moet naleven. Zowel de verwoording als de vormgeving van de praktijkinformatie moeten bovendien voldoen aan de voorwaarden.

Het art 20/1 van de wet van 23 mei 2013 blijft van toepassing: het betreft de regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren en de regeling van de reclame en informatie betreffende die ingrepen.
Deze strengere wet betreft ook bepaalde tandheelkundige esthetische ingrepen.

 Art. 33. De gezondheidszorgbeoefenaar neemt in voorkomend geval en binnen zijn bevoegdheid minstens volgende gegevens op in het patiëntendossier:
1° de identificatie van de patiënt door zijn identificatienummer van de sociale zekerheid (INSZ), zijn naam, geslacht, geboortedatum, adresgegevens, telefoonnummers en e-mailadressen;
2° de identificatie van de huisarts van de patiënt;
3° de identificatie van de gezondheidszorgbeoefenaar zelf en in voorkomend geval van de verwijzer en van de gezondheidszorgbeoefenaars die eveneens bij de verstrekte gezondheidszorg en tussenkwamen;
4° de reden van het contact of de problematiek bij de aanmelding;
5° persoonlijke en familiale antecedenten;
6° de resultaten van onderzoeken zoals klinische, radiologische, biologische, functionele en histopathologische onderzoeken;
7° de weergave van overleggesprekken met de patiënt, andere gezondheidszorgbeoefenaars of derden;
8° attesten, verslagen of adviezen ontvangen van de patiënt of derden;
9° de gezondheidsdoelen en de wilsverklaringen ontvangen van de patiënt;
10° de diagnose vastgesteld door de betrokken gezondheidszorgbeoefenaar;
11° de karakterisatie van de patiënt als bedoeld in artikel 12;
12° het chronologisch overzicht van de verstrekte gezondheidszorg met opgave van type en datum;
13° de evolutie van de aandoening indien pertinent;
14° de doorverwijzingen naar andere gezondheidszorgbeoefenaars, diensten of derden;
15° de pre-, peri- en postoperatieve geneesmiddelen en gezondheidsproducten inclusief het medicatieschema;
16° verwikkelingen die een bijkomende behandeling vergen;
17° bij opname van de patiënt in een ziekenhuis, indien de gezondheidszorgbeoefenaar dat pertinent acht, een dagelijkse evaluatienota van de gezondheidstoestand van de patiënt;
18° de vermelding dat in toepassing van de artikelen 7, § 2, en 8, § 3, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, informatie, met akkoord van de patiënt, werd meegedeeld aan een vertrouwenspersoon of aan de patiënt in aanwezigheid van een vertrouwenspersoon evenals de identiteit van deze vertrouwenspersoon;
19° het verzoek van de patiënt dat informatie niet aan hem wordt verstrekt in toepassing van de artikelen 7, § 3, en 8, § 3, van voornoemde wet van 22 augustus 2002;
20° de motivering voor het onthouden van informatie aan de patiënt in toepassing van artikel 7, § 4, van voornoemde wet van 22 augustus 2002;
21° het verzoek van de patiënt in toepassing van artikel 9, § 2, van voornoemde wet van 22 augustus 2002 om zich te laten bijstaan door of zijn inzagerecht uit te oefenen via een door hem aangewezen vertrouwenspersoon evenals de identiteit van deze vertrouwenspersoon;
22° de motivering van de gehele of gedeeltelijke weigering van inzage in of afschrift van het patiëntendossier aan een vertegenwoordiger van de patiënt in toepassing van artikel 15, § 1, van voornoemde wet van 22 augustus 2002;
23° de motivering van de afwijking van de beslissing van een vertegenwoordiger van de patiënt in toepassing van artikel 15, § 2, van voornoemde wet van 22 augustus 2002.
De Koning kan de in het eerste lid bedoelde gegevens preciseren.

 Art. 34. Vanaf een door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad te bepalen datum houdt de gezondheidszorgbeoefenaar het patiëntendossier bij en bewaart het in elektronische vorm. De Koning kan voor de verschillende gezondheidszorgbeoefenaars een afzonderlijke datum bepalen.

 Art. 35. De gezondheidszorgbeoefenaar bewaart het patiëntendossier gedurende minimum 30 jaar en maximum 50 jaar te rekenen vanaf het laatste patiëntencontact.

Het belang van deze artikels is bijzonder groot. Art 33 bevat de gegevens die in het patiëntendossier dat een gezondheidszorgbeoefenaar voor zijn patiënt bijhoudt, moeten worden opgenomen. Dit betekent evenwel niet dat elke gezondheidszorgbeoefenaar verplicht al deze gegevens in zijn patiëntendossier zal moeten opnemen. Welke gegevens moeten worden opgenomen moet proportioneel worden beoordeeld in functie van de bevoegdheden van de gezondheidszorgbeoefenaar.

De gegevens die op basis van de Wet betreffende de rechten van de patiënt verplicht in het patiëntendossier moeten worden opgenomen, zijn aan de verplichte minimale gegevens van artikel 33 toegevoegd.

Voor het eerst wordt door de FOD Volksgezondheid een bewaartermijn voor de tandheelkundige patiëntendossiers vastgelegd. De termijn is bovendien bijzonder lang: minstens dertig jaar na het laatste patiëntencontact.

Art. 34. De datum van verplicht gebruik van een elektronische patiëntendossier kan opgelegd worden bij KB en kan per beroepsgroep verschillend zijn.

Het bewaren van de patiëntendossiers Impliceert niet dat de dossiers in de praktijk van de gezondheidszorgbeoefenaar zelf worden bewaard.

Er worden op dit ogenblik technische mogelijkheden onderzocht om bij het beëindigen van de beroepsloopbaan toch te kunnen voldoen aan deze wettelijke plicht.

Art. 66. Artikel 119, § 1, 2°, b), eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld met de woorden “of dat bedoelde gezondheidszorgbeoefenaar of een lid van een geregistreerde niet-conventionele praktijk zijn praktijk niet kwaliteitsvol voert”.

In afwachting van de oprichting van een nieuw controleorgaan “ De Toezichtscommissie” is de Provinciale Geneeskundige Commissie bevoegd voor het toezicht op de toepassing van de Kwaliteitswet, inclusief voor niet-conventionele praktijken.

Deze taak kan later eventueel overgenomen door de nog op te richten Federale Commissie voor toezicht op de praktijkvoering in de gezondheidszorg.

VVT blijft de juridische en praktische implicaties van deze nieuwe wet verder goed opvolgen en duiden.