Wordt de potentiële meerwaarde van mondhygiënisten op vlak van preventieve mondzorg voldoende benut? Kamerlid Frieda Gijbels (N-VA) voelde minister Maggie De Block aan de tand over de eerste lichting mondhygiënisten die sinds dit jaar aan het werk is. Lees hier het antwoord van de minister.

Frieda Gijbels:

De eerste lichting mondhygiënisten is momenteel al enkele maanden aan de slag. Volgens de eerste cijfers die we van de beroepsvereniging voor mondhygiënisten (BBM) mochten ontvangen, is een grote meerderheid van de mondhygiënisten aan de slag in privé praktijken en bereikt slechts een 15% kwetsbare groepen, zoals mensen in een woonzorgcentrum. Door het werk dat de mondhygiënisten kunnen verrichten, wordt sterker ingezet op preventie, met o.a. uitgebreid poets- en voedingsadvies, en regelmatige tandsteenverwijdering. De potentiële meerwaarde van mondhygiënisten in een woonzorgcentrum, in een centrum voor personen met een handicap of in een privé praktijk is groot, aangezien zij een sleutelrol kunnen spelen in het beperken en voorkomen van uitgebreide behandelingen. Voor de langere termijn leidt dit tot een betere (mond)gezondheid en een lagere kost voor de sociale zekerheid. Momenteel kan dit potentieel echter slechts in beperkte mate worden aangewend, aangezien er nog steeds geen financieel kader is voor de mondhygiënisten.

Mevrouw de minister,

  1. Klopt het dat er een studie naar financiering van mondhygiënisten wordt opgestart in het kader van art. 56 van de ZIV wetgeving?
    1. Hoever staat het hiermee, wanneer gaat deze studie van start en wanneer loopt dit project af?
    2. Welke instanties worden bij deze studie betrokken?
    3. Kunnen de mondhygiënisten die nu aan het werk zijn ook ingeschakeld worden in deze studie?
  2. Welk advies heeft u voor de mondhygiënisten die nu aan de slag zijn zonder duidelijk kader?
  3. Worden de mondhygiënisten zelf ook betrokken bij het studieproject?

Minister De Block:

Mevrouw Gijbels, ik heb nog de tijd meegemaakt waarin er alle weken vragen waren wanneer de mondhygiënist een beroep voor uitoefening van de geneeskunde zou kunnen zijn. Dat is er dus van gekomen. We hebben ons ernstig moeten haasten vermits die mensen al meer dan het eerste jaar van hun opleiding hadden afgelegd vooraleer men daaraan kon beginnen. Het is niet correct te stellen dat de afgestudeerde mondhygiënisten met een geldig visum – dat visum hebben ze – niet aan de slag kunnen. Via de diverse stakeholders hebben wij vernomen dat alle afgestudeerde mondhygiënisten een job hebben gevonden in het domein van de mond- en tandzorg. Zij kunnen dus wel aan de slag en worden betaald zoals iedere bachelor, maar hun verrichtingen vallen momenteel inderdaad buiten de verplichte verzekering en worden niet terugbetaald. Dat is trouwens het geval voor heel wat zorg die door paramedici en andere gezondheidszorgbeoefenaars wordt verstrekt. Het gezondheidszorgbudget is immers niet onuitputtelijk. Nieuwe terugbetalingsinitiatieven vergen degelijk onderzoek en worden niet van vandaag op morgen gerealiseerd. Denk maar aan de weg die wij al afgelegd hebben en nog steeds voor ons hebben liggen in het kader van de terugbetaling van de psychologische zorg. Zoals u aanhaalt, werd een onderzoek naar een nieuw financieringsmodel, waarbij mondhygiënisten geïntegreerd worden in de tandheelkundige sector, opgenomen in de wijzigingsclausule-2019 bij het Nationaal akkoord tandheelkundigen-ziekenfondsen van 2017-2018. Voor dat onderzoek werden de nodige middelen vrijgemaakt, maar de wijzigingsclausule is pas op 25 juli 2019 in werking getreden. Het duurde immers tot die datum vooraleer het toetredingspercentage van tandartsen aan de wettelijke vereisten voldeed, wat nu eenmaal een van de voorwaarden was. Het onderzoek naar een nieuw financieringsmodel dat onderdeel is van die wijzigingsclausule, kon dus pas op die datum van start gaan. Ondertussen had de Nationale commissie tandheelkundigen-ziekenfondsen een conceptnota voor dat onderzoek uitgewerkt, die ook aan mijn beleidscel werd voorgesteld. Er werd vastgesteld dat de conceptnota sterk georiënteerd is op één welbepaalde tandheelkundige verstrekking, namelijk tandsteenreiniging. Het doel is echter om een voldoende breed zicht te krijgen op hoe een mondhygiënist ingezet kan worden in het domein van de mond- en tandzorg. Wij zien het dus wat breder. Het is namelijk niet onze bedoeling om mensen op te leiden die elke werkdag van hun leven alleen maar tandsteen zullen verwijderen. Hoe kunnen we die mensen overigens ooit gemotiveerd houden? Wij willen dat takenpakket dus wel wat verbreden. Indien een mondhygiënist alleen maar tandsteen kan reinigen, is het voor een tandarts ook weinig zinvol om een mondhygiënist aan te werven. Daarom heb ik het initiatief genomen om aan de Nationale commissie tandheelkundigen-ziekenfondsen een nieuw kader te sturen met de richting die ik aan dat project wil geven, met name een breder kader. De discussie over de plaats van de mondhygiëne in de toekomstige tandzorg zal daar dus zeker verder aan bod komen. De mondhygiënisten zijn bij die gesprekken betrokken. Vertegenwoordigers van hogescholen die de opleiding tot mondhygiënist aanbieden, werden namelijk uitgenodigd in die werkgroep, waar zij ook hun opleidingsplannen en stageplannen konden toelichten. Wij volgen de werkzaamheden van de Nationale commissie tandheelkundigen-ziekenfondsen en de Technische Tandheelkundige Raad nauwgezet op, zodat zij conclusies kunnen opmaken en aanbevelingen kunnen formuleren om tot een performant financieringsmodel te komen.

Frieda Gijbels:

Er is ondertussen een beroepsvereniging en het zou goed zijn de leden daarvan voor de werkgroep uit te nodigen. Ik ben het ermee eens dat de mondhygiënisten breed moeten worden ingezet en dan zeker voor de zwakkeren in de samenleving. Ik heb ook begrepen dat niet alle mondhygiënisten in het financieringsmodel kunnen passen. Het zou gaan om een beperkte groep en maar voor vijf jaar. Is het niet beter om die periode korter te maken en de middelen over zoveel mogelijk mondhygiënisten te verdelen?

Minister Maggie De Block:

Er is nog maar één lichting afgestudeerd. Ik zal vragen of de beroepsvereniging ook kan worden gehoord.